donderdag 19 april 2007

manillen

Er wordt gespeeld met de kaarten hoger of gelijk aan 7 (en de aas). Dit zijn 32 (4*8) kaarten.

De meest gangbare vorm van dit spel wordt gespeeld in 2 teams van 2 mensen elk. Iemand begint te delen. Hij schudt de kaarten. Degene die rechts van hem zit neemt af. Dit betekent dat hij/zij een deel van het stapeltje ervan af neemt (minimum 3 kaarten). De deler legt het overblijvende stapeltje dan op het pas afgenomen stapeltje. Dit wordt gedaan om valsspelen te vermijden: als de tegenpartij vermoedt dat de deler valsspeelde, kan ze 3 kaarten afnemen, waardoor de kaarten dan goed zitten voor hen. Hij kan ook kloppen op het stapeltje. Dit betekent: "Ik wil niet afpakken, de kaarten liggen goed." Daarna wordt er gedeeld. Er wordt 3 - 2 - 3 gedeeld, iedereen krijgt dus 8 kaarten.

De deler kiest de troef. Zijn teamgenoot bekijkt zijn kaarten niet tot er troef is gekozen. Dit is het soort kaarten (klaver, harten, koeken of schoppen) waarmee gekocht kan worden. Stel dat hier koekens als troef wordt gekozen. Daarna begint de persoon die links van hem zit. (Er wordt dus gespeeld in de richting van de klok). De volgorde van de kaarten is Manille (10) - Aas - Heer - Dame - Boer - Negen - Acht - Zeven. De bedoeling van het spel is om zoveel mogelijk punten te halen met je team. De puntentelling: Manille: 5 - Aas: 4 - Heer: 3 - Dame: 2 - Boer: 1 - Negen/acht/zeven: 0. Er wordt dus eerst een kaart gesmeten. Stel dat persoon A met een klaver-aas uitkomt.

Persoon B moet proberen om de slag naar zich toe te halen. Hij moet proberen om deze slag te halen, zodat de punten voor hem worden. Hij moet echter ook volgen. Als hij kaarten van dezelfde soort heeft als waarmee is uitgekomen, dan moet hij die smijten. Persoon B heeft een klaver-negen en een klaver-dame. Hij denkt dat persoon D, zijn teamgenoot, de slag zal kunnen halen (de hoogste kaart zal smijten) en smijt dus klaver-dame. Dit heet vetten, zorgen dat een slag meer waard wordt. Persoon C moet proberen om de slag naar zich toe te halen. Hij heeft geen klaver. Daardoor kan hij kopen. Als je een troef smijt, dan koop je een slag. Persoon C smijt koeken-negen. De slag is weer voor team A-C. Algemeen geldt dat men sowieso de slag naar zich moet proberen halen, en dus moet men hoger gaan (indien mogelijk) dan de voorgaande speler, echter blijft de regel dat men éérst moet volgen.

Persoon D moet de slag naar zich toe halen. Hij heeft geen klavers meer. Hij kan dus ook kopen. Persoon D heeft koeken-acht en koeken-heer. Hij mag niet onderkopen (een troef smijten als je de slag niet naar je toehaalt). Hij smijt dus een koeken-heer. Daardoor wordt de slag voor team B-D. Team B-D heeft zo al klaver-aas + klaver-dame + koeken-negen + koeken-heer = 9 punten.

Nu mag persoon D uitkomen, hij heeft immers de winnende kaart gespeeld. Zo wordt het spel doorgespeeld tot alle kaarten gespeeld zijn.

Nu worden de punten geteld. Stel dat team A-C 24 punten heeft en team B-D 36 (som is altijd zestig). Dan krijgt team B-D voor dit partijtje 6 punten (36 - 30).

In de praktijk weten de spelers meestal welk team verloren is. Dan telt alleen het verliezende team. Het winnende team kan altijd hun eigen punten tellen ter controle.

Er wordt gespeeld tot 101. Als beide teams 101 halen, dan wordt verder gespeeld tot 121.

In sommige kaartclubs wordt niet gespeeld tot 101, maar maakt iedereen 3x troef (12 spelletjes dus). Vervolgens wordt er gewisseld van partner en worden er opnieuw 12 spelletjes gespeeld. Tenslotte wordt er nog eens gewisseld van partner (zodat iedereen met iedereen gespeeld heeft) en worden er opnieuw 12 spelletjes gespeeld. Op het eind heb je ofwel 0, 1, 2 of 3 rondes gewonnen (enige mogelijke combinaties zijn 3-1-1-1 en 2-2-2-0)

Geen opmerkingen: